Elke groente werd ooit door Carolus Linnaeus – een gerenomeerd botanicus uit de 18e eeuw – ingedeeld volgens een familie. Neem nu erwten en bonen. Twee verschillende planten die op het eerste gezicht niets gemeen hebben, maar in werkelijkheid familie zijn van elkaar en dus tot dezelfde groep worden gerekend. Hetzelfde geldt voor zowat alle planten op onze planeet die ooit in een groep werden ingedeeld. Wij beperken ons tot de moestuin:

Groep 1, de vruchtgewassen: onder andere tomaten, pepers, paprika’s, komkommers, aubergines, courgettes, pompoenen en zelfs augurken behoren tot deze groep. Ze behoren tot de nachtschadefamilie of de komkommerfamilie. Veel van deze gewassen, met uitzondering van courgettes, pompoenen en in veel gevallen ook augurken, horen thuis in de kas, die een eigen teeltrotatie kent en dus niet in het moestuinplan dienen opgenomen te worden.

Groep 2, de wortel-, bol- en knolgewassen: zowat alle gewassen die tot de schermbloemigen, de ganzenvoetfamilie, de composietenfamilie en de lookfamilie behoren en dus een wortel, bol of knol hebben worden tot deze groep gerekend. Dat betekent dat je op dat bed uitsluitend wortelen, pastinaken, bieten, uien, knoflook, sjalotten, venkel en zelfs witlof en schorseneren plant.

Groep 3, de bladgewassen: alle groenten en kruiden die blaadjes produceren en meestal niet lang op het groentebed blijven staan worden tot deze groep gerekend. Onder andere alle soorten sla, spinazie, veldsla, snijbiet, prei, andijvie, peterselie, selderij en zelfs postelein, kervel, zuring, kervel, koriander en dille horen daarbij.

Groep 4, aardappelen en aardbeien: omdat aardappelen en aardbeien veel plaats in beslag nemen kun je ze het best een apart groentebed geven. Aardappelen zijn familie van de nachtschadigen en om die reden vijanden van de tomaat. Plant ze nooit bij elkaar in de buurt omwille van de aardappel- of tomatenplaag, een schimmel die je planten in korte tijd om zeep helpt.

Anderen lezen ook:  Late aardappelen planten

Groep 5, de peulgewassen: alle soorten peultjes zoals erwten en bonen of tuinbonen horen in deze groep thuis. De groep is vrij beperkt maar omdat je eerst de erwten oogst en dan pas aan de slag gaat met bonen – geen tuinbonen, die kunnen wel tegen de koude – is het hele bed vrijwel het hele jaar bezet. Na de bonenteelt kun je, omwille van hun capaciteit om stikstof uit de lucht te halen en die om te zetten tot bruikbare groeizame stoffen voor de bodem, onder andere nog koolgewassen planten, die meer bemesting nodig hebben dan pakweg wortel-, bol- en knolgewassen.

Groep 6, de koolgewassen: alle kolen zoals spruitkool, savooiekool, rode-, witte- en spitskool, boerenkool, broccoli, bloemkool en zelfs Toscaanse palmkool horen hierbij. Ook radijzen, rapen, koolrabi, rucola, rammenas en Chinese kool zijn koolgewassen.

(Extra) Groep 7, de vaste gewassen: een groep die je zeker moet inplannen. Dergelijke groenten blijven een aantal jaar op dezelfde plek groeien, hebben langere tijd nodig om oogstklaar te zijn of worden net ontzettend groot, waardoor ze andere gewassen kunnen hinderen. Rabarber, kardoen, artisjok, asperges, zeekool, eeuwig moes, zwartmoeskervel – die moet je geprobeerd hebben – en zelfs brave hendrik, oerprei, aardperen en crosne zijn vaste gewassen.