Aan de hoeveelheid regen die er in een jaar valt, kunnen we niet veel veranderen. Toch kun je wel iets doen om het microklimaat in je moestuin te beïnvloeden, kies de beste plaats!
Lekker licht
Kies voor je moestuin een zonnig plekje, liefst aan de west- of zuidkant van het huis zodat de gewassen beschermd worden tegen oosten- en noordenwind. Voor een goede groei hebben gewassen minstens vijf uur zon per dag nodig.
Let op de wind
Plant een haag van taxus, beuk of allerlei verschillende struiken. De haag mag niet te hoog worden want dan krijg je te veel schaduw. Gebruik de ruimte naast de haag om een pad aan te leggen en plant daarnaast de gewassen.
Gaas
Wie de ‘looks’ van de moestuin niet zo belangrijk vindt, kan ook gaan voor een fijnmazig nylongaas van anderhalve meter hoog. Dit gaas neemt weinig ruimte in beslag, houdt de wind goed tegen en vraagt uiteraard geen water of snoeiwerk.
Te warm
Pas wel op dat je de tuin niet helemaal afsluit. Een compleet afgesloten tuin wordt veel te warm omdat de wind niet voor afkoeling zorgt. Bovendien is de kans op nachtvorst groter in een omheinde tuin. Zet geen haag aan de zuidkant van de tuin.
Grondsoort
Lichte zandgrond warmt in het voorjaar snel op. Maar zandgrond koelt in het najaar wel weer sneller af, terwijl kleigrond dan nog een tijdje warm blijft en dus goed is voor late teelten. Zandgrond is goed voor vroege oogsten.
Grondbewerking
Maak je de grond rondom je planten regelmatig los, dan ontstaat er een luchtige bovenlaag die isolerend werkt. In het najaar koelt deze grond minder snel af en in de zomer wordt het er niet extreem heet.
Pas op met schaduw
Zet op schaduwrijke plekken varens en hortensia’s of rabarber en kruisbes. Zaai of plant aan de zuidkant van je moestuintje lage gewassen als sla en spinazie. Hoge gewassen zet je aan de noordkant. Het is het beste om de rijen groenten en fruit in noord-zuidrichting te zaaien of te planten.