Bramen zijn waarschijnlijk de enige vruchten die veel mensen nog in het wild plukken – ze komen overal voor, langs wegen en spoorwegen, langs paden in het bos. De wilde bramen hebben echter grote doornen en vrij kleine vruchten. Als je bramen in je eigen tuin plant, is het dan ook beter om gecultiveerde variëteiten te kiezen, en eventueel een doornloze variant.
Doornloos
Van deze doornloze rassen wordt gezegd dat ze minder aromatisch zijn dan de wilde, maar het moment van de pluk (volledige rijpheid wanneer ze bijna dof worden) is eigenlijk bepalender voor de smaak dan de soort. En bramen in je tuin, die je elke dag kunt inspecteren, worden zeker op het juiste moment geplukt.
En verder
Bramen zijn nogal windgevoelig en een muur of schutting die ze beschermt tegen vrieswind, stellen ze op prijs. Elk jaar groeien er vanuit de voet van de plant nieuwe scheuten die het volgende seizoen vruchten gaan geven. Als er heel veel scheuten zijn, snoei je de zwakste weg en bind je de sterkere langs draden op. De afgedragen scheuten worden na de oogst eenvoudig weggeknipt. Met de juiste rassenkeuze is het mogelijk om vanaf medio juli tot de eerste vorst bramen te oogsten.
TIP
Enkele goede doornloze rassen zijn ‘Thornfree’, ‘Chester Thornless’ en ‘Triple Crown’.